Cijfers

Aanwezigheid van vrouwen in de Belgische wetgevende en uitvoerende instellingen

Hieronder bevindt zich een reeks tabellen die een beeld geven van de evolutie van de aanwezigheid van vrouwen in de politieke wetgevende en uitvoerende organen na afloop van de in België georganiseerde verkiezingen sinds 1994.

In het kader van het Belgische kiessysteem, dat een proportioneel systeem is, werd de toevlucht tot een systeem van quota op de door de politieke partijen voorgestelde kandidatenlijsten voor de verkiezingen als het meest doeltreffende systeem beschouwd om de participatie van mannen en vrouwen aan het politieke leven in evenwicht te brengen.

Op federaal, gewestelijk, gemeenschaps- en Europees niveau waren de verkiezingen van 1999 de eerste waarbij quota op de kieslijsten werden toegepast (maximaal twee derde leden van hetzelfde geslacht). Vervolgens werd de pariteit van mannen en vrouwen op de kieslijsten toegepast. Bij de verkiezingen van 2019 werd het ritssysteem (afwisselend man-vrouw over de volledige lijst) voor het eerst toegepast bij de verkiezing van de leden van het Waals Parlement.

Bij de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 1994 werden de eerste quota van maximaal drie vierde leden van hetzelfde geslacht op de kieslijsten toegepast op basis van een overgangsbepaling van de wet van 24 mei 1994. De quota van maximaal twee derde leden van hetzelfde geslacht werden toegepast bij de verkiezingen van 2000. De pariteit werd ingevoerd bij de volgende verkiezingen, terwijl de alternantie man-vrouw op de twee eerste plaatsen vanaf 2006 in Wallonië en Brussel en vanaf 2012 in Vlaanderen werd toegepast. Tussen de lokale verkiezingen van 2012 en 2018 hebben Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest regelgeving aangenomen om de politieke vertegenwoordiging van vrouwen in de gemeente- en provincieraden te versterken. Voor het eerst werden in Wallonië en Brussel de kandidatenlijsten samengesteld met afwisselend een man en een vrouw op de gehele lijst (het ritssysteem).

Alle regeringen van het land moeten gemengd zijn. Sinds 2019 moet de Waalse regering minstens een derde mannen en vrouwen tellen.

Federaal niveau

Vrouwelijke verkozenen

  1995 1999 2003 2007 2010 2014 2019    
Kamer 18/150
(12%)
29/150
(19,3%)
52/150
(34,7%)
55/150
(36,7%)
59/150
(39,3%)
59/150
(39,3%)
64/150
(41,3%)
Senaat 12/40
(30%)
12/40
(30%)
15/40
(37,5%)
12/40
(30%)
17/40
(42,5%)
/ /
TOTAAL 30/190
(15,8%)
41/190
(21,6%)
67/190
(35,3%)
67/190
(35,3%)
76/190
(40%)
59/150
(39,3%)
64/150
(41,3%)

Vrouwelijke parlementsleden na de verkiezingen

  1995 1999 2003 2007 2010 2014 2019
Kamer 18/150
(12%)
35/150
(23,3%)
53/150
(35,3%)
55/150
(36,7%)
57/150
(38%)
59/150
(39,3%)
63/150
(42%)
Senaat 17/71
(23,9%)
20/71
(28,2%)
22/71
(31%)
29/71
(40,8%)
29/71
(40,8%)
30/60
(50%)
27/60
(45%)
TOTAAL 35/221
(15,8%)
55/221
(24,9%)
75/221
(33,9%)
84/221
(38%)
86/221
(38,9%)
89/210
(42,4%)
90/210
(42,8%)

Vrouwelijke regeringsleden na de verkiezingen  

  1995 1999 2003 2007 2010 2014 2019
Federale regering 2/17
(11,8%)
4/21
(19%)
7/21
(33,3%)
3/14
(21,4%)
7/22
(31,8%)
6/22
(27,3%)
5/23
(21,7%)
6/19
(31,6%)
4/18
(22,2%)*
10/20
(50%)

* De samenstelling van de regering werd gewijzigd op 22 september 2015: 5/18 (27,8%)

Gewesten, Gemeenschappen en Europees niveau

Vrouwelijke verkozenen   

  1995 1999 2004 2009 2014 2019
Vlaams Parlement 21/118
(17,8%)
23/118
(19,5%)
40/124
(32,3%)
51/124
(41,1%)
55/124
(44,4%)
58/124
(46,8%)
Waals Parlement 6/75
(8%)
8/75
(10,7%)
14/75
(18,7%)
26/75
(34,7%)
30/75
(40%)
31/75
(41,3%)
Brussels Parlement 20/75
(26,7%)
26/75
(34,7%)
41/89
(46,1%)
39/89
(43,8%)
36/89
(40,4%)
39/89
(43,8%)
Parlement van de Duitstalige Gemeenschap 5/25
(20%)
6/25
(24%)
6/25
(24%)
8/25
(32%)
9/25
(36%)
9/25
(36%)
TOTAAL 52/293
(17,7%)
63/293
(21,5%)
101/313
(32,3%)
124/313
(39,6%)
130/313
(41,5%)
137/313
(43,8%)
             
Europees Parlement (1994) 8/25
(32%)
8/25
(32%)
7/24
(29,2%)
7/22
(31,8%)
6/21
(28,6%)
9/21
(42,8%)

Vrouwelijke parlementsleden na de verkiezingen  

  1995 1999 2004 2009 2014 2019
Vlaams Parlement 21/124
(16,9%)
25/124
(20,2%)
37/124
(29,8%)
49/124
(39,5%)
55/124
(44,4%)
56/124
(45,2%)
Waals Parlement 9/75
(12%)
8/75
(10,7%)
16/75
(21,3%)
27/75
(36%)
32/75
(42,7%)
28/75
(37,3%)
Brussels parlement 22/75
(29,3%)
27/75
(36%)
37/89
(41,6%)
43/89
(48,3%)
36/89
(40,4%)
43/89
(48,3%)
Parlement van de Franstalige Gemeenschap 13/94
(13,8%)
15/94
(16%)
24/93
(25,8%)
35/94
(37,2%)
41/94
(43,6%)
35/94
(37,2%)
Parlement van de Duitstalige Gemeenschap  5/25
(20%)
8/25
(32%) 
 7/25
(28%)
8/25
(32%) 
7/25
(28%) 
10/25
(40%)
TOTAAL 70/393
(17,8%)
83/393
(21,1%)
121/406
(29,8%)
162/407
(39,8%)
171/407
(42%)
172/407
(42,3%)
             
Europees Parlement (1994) 8/25
(32%)
7/25
(32%)
8/24
(33,3%)
8/22
(36,4%)
5/21
(23,8%)
8/21
(38,1%)

Vrouwelijke regeringsleden na de verkiezingen 

  1995 1999 2004 2009 2014 2019
Vlaamse Regering 2/9
(22,2%)
3/9
(33,3%)
3/10
(30%)
4/9
(44,4%)
4/9
(44,4%)
3/9
(33,3%)
Waalse Regering 0/7 0/9 3/9
(33,3%)
1/8
(12,5%)
1/8
(12,5%)
3/8
(37,5%)
Brusselse Gewestregering 0/8 1/8
(12,5%)
3/8
(37,5%)
2/8
(25%)
4/8
(50%)
3/8
(37,5%)
Regering van de Franse Gemeenschap 1/4
(25%)
3/8
(37,5%)
4/6
(66,7%)
3/7
(42,8%)
2/7
(28,6%)
3/5
(60%)
Regering van de Duitstalige Gemeenschap 0/3 0/3 1/4
(25%)
1/4
(25%)
1/4
(25%)
1/4
(25%)
TOTAAL 3/33
(9,1%)
7/37
(18,9%)
14/37
(37,8%)
11/36
(30,6%)
12/36
(33,3%)
13/34
(38,2%)

 

Gemeentelijk en provinciaal niveau

Vrouwelijke verkozenen voor de gemeenten   

  1994 2000 2006 2012 2018           
Vlaanderen 20,3%
(1447/7123)
27%
(1980/7276)
33,4%
(2456/7350)
36,1%
(2695/7457)
38,4%
(2840/7398)
Wallonië 18,2%
(912/5013)
26%
(1334/5148)
32%
(1667/5214)
34,9%
(1856/5306)
38,5%
(2007/5215)
Brussel 27,8%
(178/641)
38,1%
(249/653)
42,2%
(280/663)
41,4%
(284/685)
48,8%
(339/695)

Vrouwelijke gemeenteraadsleden na de verkiezingen  

  1994 2000 2006 2012  2018             
Vlaanderen / 27,4%
(1993/7276)
34,4%
(2499/7268)
36,2%
(2698/7464)
38,4%
(2839/7398)
Wallonië / 26,2%
(1349/5148)
24%
(1252/5214)
35,8%
(1936/5406)
38,4%
(2004/5215)
Brussel / 36,9%
(241/653)
40,4%
(268/663)
42,5%
(291/685)
47,34%
(329/695)

Vrouwelijke schepenen na de verkiezingen  

  1994 2000 2006 2012 2018           
Vlaanderen 15,1%
(235/1553)
20%
(312/1566)
31,1%
(552/1776)
33%
(594/1800)
38,1%
(602/1580)
Wallonië 10,3%
(140/1362)
17,6%
(200/1134)
27,8%
(318/1145)
30%
(339/1128)
38,6%
(415/1075)
Brussel 23,1%
(37/160)
31%
(44/142)
37,8%
(59/156)
39,5%
(62/157)
41,14%
(72/175)

Vrouwelijke burgemeesters na de verkiezingen  

  1994 2000 2006 2012  2018      
Vlaanderen 4,9%
(15/308)
7,5%
(23/308)
9,4%
(29/308)
12,7%
(39/308)
14,3%
(43/300)
Wallonië 5%
(13/262)
7,8%
(19/262)
9,2%
(24/262)
12,6%
(33/262)
18,3%
(48/262)
Brussel 10,5%
(2/19)
15,8%
(3/19)
15,8%
(3/19)
5,3%
(1/19)
5,3%
(1/19)

Vrouwelijke provinciale verkozenen  

  1994 2000 2006 2012 2018          
Vlaanderen 22,6%
(91/402)
29%
(119/411)
36,6%
(148/404)
41,6%
(146/351)
35,4%
(62/175)
Wallonië 19,8%
(64/323)
29%
(95/327)
37,8%
(127/336)
32,7%
(73/223)
43%
(96/223)

Vrouwelijke provincieraadsleden na de verkiezingen  

  1994 2000 2006 2012 2018   
Vlaanderen / 30,6%
(126/411)
37,9%
(153/404)
43%
(151/351)
42,3%
(74/175)
Wallonië / 30,6%
(100/327)
37,2%
(125/336)
34,5%
(77/223)
43%
(96/223)

Vrouwelijke provinciale gedeputeerden na de verkiezingen  

  1994 2000 2006 2012 2018 
Vlaanderen 10%
(3/30)
13,3%
(4/30)
27,6%
(8/29)
20%
(6/30)
40%
(8/20)
Wallonië 15,4%
(4/26)
16,7%
(5/30)
20%
(6/30)
31,8%
(7/22)
36,4%
(8/22)