De versterking van het wetgevend kader en het vervolgingsbeleid met betrekking tot seksistische en transfobe haatspraak

De vrijheid van meningsuiting is een uiterst belangrijk mensenrecht, maar het is niet absoluut.

In België wordt het onder andere ingeperkt door de Genderwet van 10 mei 2007 en de Seksismewet van 22 mei 2014 die seksistische haatspraak strafbaar stellen.

Het is echter onduidelijk of ook haatspraak op grond van genderidentiteit, genderexpressie en geslachtsverandering door deze wetten beteugeld worden. Daarom pleit het Instituut voor een aanpassing van zowel de Genderwet als de Seksismewet om ook transfobe haatspraak uitdrukkelijk strafbaar te stellen.

Bovendien wordt seksistische (en transfobe) haatspraak in schriftelijke vorm zo goed als nooit vervolgd, zelfs wanneer ze strafbaar is. Dit wordt beschouwd als een drukpersmisdrijf, en kan dus enkel door het Hof van Assisen beoordeeld worden, wat in de praktijk zelden gebeurd omwille van de praktische last van een assisenproces.

Daarom beveelt het Instituut aan om artikel 150 van de Grondwet te wijzigen zodat drukmisdrijven ingegeven door seksisme en transfobie onder de bevoegdheid worden geplaatst van de correctionele rechtbank, zoals sinds 1999 als voor racistische schriftelijke haatspraak het geval is.